De rat van de Korreweg proloog
  Dit verhaal verscheen in 15 afleveringen in
De Korrespondent onder het pseudoniem Eelco Boetes
Deze proloog verscheen niet in De Korrespondent
In de nacht van vrijdag 14 op zaterdag 15 augustus, omstreeks drie uur, zat ik in de woonkamer achter het beeldscherm. Het schrijven wilde niet vlotten. Het was warm en ik was alleen gekleed in een lange pyjamabroek. Mijn vrouw en mijn zoontje sliepen. Buiten was het doodstil, maar ik meende binnen telkens geritsel te horen. Ik keek enkele malen achterom, maar zag niets. Toen ik opnieuw omkeek zag ik een donkerbruin dier, een groot uitgevallen muis, onder de radiator weg flitsen. Ik zag hem nergens meer en besloot het voorval te negeren. Ik zette de computer uit en kroop naast Annet, mijn vrouw, onder het laken.
De volgende ochtend, zaterdag 15 augustus, vroeg Annet mij of we soms een muis in huis hadden. Ze wees op de lade met badspullen in de kamer van mijn zoon Tom. Zijn opblaasbare bad, een opblaasdolfijn en een opblaasdinosaurus bleken totaal aan flarden geknaagd. In de lade ernaast, waarin wij plattegronden bewaarden, bleek het ondier de hele wereld onder gepoept te hebben. In Zuid-Limburg had hij een gat gepist. In een derde la, vol mogelijke cadeaus, trof ik het dier aan. Het was veel groter dan een muis: het was een bruine rat. Het dier schoot naar achter.
Ik wist niet wat ik doen moest. Wij zouden naar het strand gaan. We lieten de rat zitten en sloten de deur van Toms kamer zorgvuldig af. We vertrokken en kochten onderweg een bak met lijm.
Pas 's avonds waren we terug. Ik opende de deur. Toms laken lag vol forse keutels. We lieten Tom bij ons slapen en zetten de bakjes lijm in zijn kamer. Al gauw hoorden we hevig kabaal, maar we waren moe en wilden slapen.
De volgende ochtend, zondag 16 augustus, vond ik in een van de bakjes een massa haren. De rat moest zich hebben losgeworsteld en had zich weer verstopt. De gelatenheid van de afgelopen dag en nachten sloeg om in woede. Hoe durfde dat beest zulke vernielingen aan te richten in de kamer van mijn zoon! Ik moest en zou hem doden!
Eerst verwijderde ik alle lades, met inhoud, uit de kamer, na ze zorgvuldig te hebben doorgeplozen op iets levends. Ik was bang dat hij plotseling te voorschijn zou springen en mij zou bijten. Door die angst werd ik nog bozer. Ik bleef echter zorgvuldig. Stuk voor stuk bracht ik alle dozen en andere mogelijke schuilplaatsen de kamer uit, totdat alleen de rommel op tafel over was. Voortdurend keek ik naar alle hoeken van de kamer of ik iets weg zag glippen. Het beest moest nog in de kamer zijn.
Na enkele uren vruchteloze jacht trok ik me terug in de keuken. Annet gaf me een sterke koffie. Ik trok een overhemd aan met lange mouwen en ik gespte mijn riem stevig vast. Ik werkte mijn voeten in mijn bergschoenen, ik trok een muts over mijn hoofd en ik trok rubberen handschoenen aan om het ondier bij zijn lurven te kunnen grijpen. ‘Schwarzenegger!’ mompelde mijn vrouw. ‘Pappa trekt te strijde’ zei ze tegen Tom. Ze reikte mij een deegrol aan.
In mijn volle wapenrusting betrad ik Toms kamer en sloot de deur achter mij. Ik was alleen met mijn onzichtbare vijand. Zwaaiend met de deegrol zocht ik het beest. Ik sloeg tegen de lege kast en ik sloeg op de tafel. Niets roerde zich.
Toen ik op de matras sloeg schoot het beest opeens van daaronder weg. Het rende langs de muren naar zijn plek in de laden, maar die waren verdwenen. Het sprong tegen de tafel op, maar ik sloeg hem weg met de deegrol. Het schoot terug onder het bed, en verschool zich onder de doorgezakte matras. Ik pookte met de deegrol, totdat hij weer wegrende en opnieuw te tafel probeerde te beklimmen. Ik plaatste de bak met lijm op zijn vluchtweg en wist hem erin te jagen. Hij zat vast aan de bak. Mijn vijand was echter niet dom. Hij worstelde woest met die bak op zijn rug tegen de rand van het bed en voordat ik hem kon pakken had hij zich losgerukt en schoot hij weer onder het bed. ‘Ik zal je krijgen!’ riep ik, ‘ook al moet ik het hele bed en de hele kast uit de kamer slopen!’.
Ik wist het bovenstel van het bed de kamer uit te brengen, oplettend of het beest niet ontsnapte. Daarna zag ik hem echter niet meer. Ik vreesde dat hij, snel als hij was, toch de kamer was uitgeglipt. Ik hoopte dat hij zich verstopt had in een van de drie dozen met rommel, kleren en knuffeldieren op de tafel.
Voorzichtig pakte ik met de rubberen handschoenen alle kapotte autootjes en ander plastic uit de eerste doos. Ik deponeerde alles een voor een in een zak en bracht die de kamer uit. Met de doos met kleren deed ik hetzelfde. Geen rat. Hij moest tussen de knuffeldieren zitten. Ik opende de doos. Knuffels keken mij aan. Heel voorzichtig pakte ik het oor van het grijze konijn. De rat zou me elk moment kunnen bespringen. Met een ruk trok ik het konijn uit de doos. Eén kleine beweging zag ik. Daar zat hij. Hij had zich goed verstopt, maar hij was zijn staart vergeten. ‘Ik heb je te pakken!’ riep ik en sloot het karton. Ik kon de doos echter niet zomaar laten staan; hij zou zich er in een oogwenk uit knagen. Ik besloot snel te handelen. Hij moest dood. ‘De koelbox!’ riep ik. Annet haalde de koelbox leeg terwijl ik de doos in de gaten hield. Ik zette de box op de grond, met het deksel ernaast en sloot de deur weer. Ik zag de staart nog in de doos zitten. Ik pakte de doos met knuffels en rat en probeerde die razendsnel in de koelbox te zetten, maar hij was een fractie te groot. Ik draaide hem een kwartslag, perste hem omlaag, gooide het deksel op de box en drukte het dicht. Toen we, na wat schudden met de box, gestommel hoorden wisten we dat het beest gevangen was.
‘Verzuipen!’ riep iedereen die ik vroeg wat met het beest te doen. Ik vond het eigenlijk een laffe methode en had enig respect gekregen voor het beest waarop ik twee dagen had gejaagd. Toch zwichtte ik en zette de box in de badkamer. Ik draaide hem om, pakte een trechter, zette de kraan aan en liet de box vollopen via het afvoergaatje.
Pas de volgende ochtend, maandag 17 augustus, ging ik kijken. Ik wilde de complete doos met doorweekte knuffels en de dode rat in de afvalcontainer gooien. De doos was echter veel lichter dan ik dacht. Het water bleek weggelopen via de spleten langs het deksel. Ik hoorde het dier stommelen in de doos.
De volgende nacht, van maandag 17 op dinsdag 18 augustus, sloop ik met de koelbox naar beneden. Ik plaatste hem op zijn kant op de grond en opende het deksel en wachtte. Ik schudde wat met de doos. Het duurde even, maar toen rende het doodsbange beestje weg en verdween in een put.
De dagen daarna schrok ik bij elk geritsel op, bang dat hij zou zijn teruggekeerd.


Ga naar aflevering 1